Met uniform in verzet

De militaire dienstplicht van Marten Mobach (1919) werd door de oorlog abrupt afgebroken. Marten kon overgaan naar de Koninklijke Marechaussee, maar hij twijfelde. Wat zou de invloed zijn van de Duitse bezetter op hun werk? De brigadecommandant in zijn geboorteplaats Franeker maakte hem duidelijk dat het marechaussee-uniform waarschijnlijk juist goede diensten kon bewijzen om de vaderlandse zaak te dienen.

Groeiende onvrede

Na vele overplaatsingen kreeg Marten Mobach de opdracht zich in Hoog-Soeren bij de dienstdoende commandant te melden. Al snel bleek dat de leiding daar Duitsgezind te zijn. Voor Mobach kwam er onverwacht een uitweg: hij kreeg een liesbreuk en kreeg ontheffing van zijn detachering. Uiteindelijk werd Mobach voor langere tijd gestationeerd in het Utrechtse Westbroek. Eigenlijk hadden hij en zijn collega’s daar weinig te doen. Af en toe berispte hij een boer die voedsel voor woekerprijzen verkocht, of loste hij een diefstal van klein vee op.

Verzet

Het anti-Duitse gevoel nam door de steeds extremere maatregelen toe en Mobach zette zich onder bescherming van zijn uniform in voor het verzet; het dorp kende nogal wat onderduikers die voorzien moesten worden van bonkaarten. Als politiemannen waren Mobach en een aantal van zijn collega’s belast met het bewaken van het bevolkingsregister en het distributiekantoor, maar als leden van het verzet wisten ze precies wanneer de overvallen gepland stonden. Ze speelden het spel mee door net te doen of ze op de overvallers zouden schieten, maar ze richtten slechts in de lucht.

Dekmantel

Omdat Mobach en zijn collega Witteveen als dienstdoende politiemannen buiten de speruren op straat mochten zijn, en bovendien hun dienstpistool mochten dragen, liepen zij ’s nachts minder risico dan anderen. Zo verleenden zij medewerking aan droppings door geallieerde vliegtuigen, door te patrouilleren in de buurt en fietsten ze voorop bij nachtelijke wapentransporten om bij naderend onheil te kunnen waarschuwen. Pistolen die afgeleverd moesten worden bij een Utrechtse verzetsgroep vervoerden ze in hun eigen pistooltas. Ook haalden ze soms grote voorraden eten weg bij boeren om te verdelen onder de onderduikers. Mobach verstopte wapens onder de aardappelen en radio’s in de smeerput van de brandweer in het naastgelegen huis.

Verhoor

Op eerste kerstdag 1944 werden Mobach en zijn collega opgepakt door de SD (Duitse Sicherheitsdienst). Hun namen bleken op een lijst te staan die bij een bevriende verzetsman gevonden was en ze werden langdurig verhoord.

Hanns Rauter, de Duitse Polizeibehörde in Nederland, had bepaald dat alle politiemensen die de Duitsers tegenwerkten en/of in het verzet zaten onverbiddelijk naar een concentratiekamp moesten worden afgevoerd. Maar Mobach en Witteveen ontsprongen om onbekende reden: op nieuwjaarsdag kregen ze hun uniformen en bezittingen terug en kregen te horen dat ze vrijgelaten werden mits ze bereid waren eventuele ‘partizanen’ op te sporen en aan te geven. Totaal verrast zeiden beiden ‘ja’. Ze kregen vervolgens zelfs hun wapens en munitie terug en mochten naar huis.

Een lastige periode brak aan, ze werden immers goed in de gaten gehouden door de SD en twijfelden of ze moesten onderduiken, maar deden dit na overleg met de leider van het verzet niet: als uniformdragers zouden ze nog waardevol kunnen zijn voor het verzet en onderduiken zou voor hun gezinnen niet zonder gevolgen blijven.

5 mei 1945

Een kostbaar misverstand zorgde ervoor dat op 5 mei 1945 te vroeg werd begonnen met het ontwapenen van de Duitse soldaten die in Westbroek gelegerd waren. De Duitsers wisten versterking te mobiliseren. Diverse verzetsmensen maar ook onschuldige voorbijgangers werden gedood. Mobach werd geboeid met zijn handen op de rug en een touw van zijn nek naar zijn handen. Samen met Witteveen en twintig anderen marcheerden ze af naar Bilthoven. Hier kregen ze te horen dat ze ten dode waren opgeschreven. Samen met Witteveen en twee anderen werd hij in een auto geladen om hen in Fort de Bilt terecht te stellen. De auto liep echter vast in een menigte feestvierende Utrechtenaren. Dat werd hun redding. De Duitsers weken door de Oranje Boven-zingende menigte af van hun plan en sloten de mannen op in de gevangenis aan het Wolvenplein. Op 6 mei werden ze daar door een Canadese officier bevrijd.